De mens is wreed en de situatie uitzichtloos in kunst uit Tbilisi

Born In Georgia heet de expositie over hedendaagse kunst uit Georgië die nu is te zien in het Cobra Museum in Amstelveen. Maar eigenlijk was Born in Tbilisi een betere titel geweest. Want van de 27 kunstenaars die curator Jan Hein Sassen in samenspraak met kunstenaar Gia Edzgveradze selecteerde, is 90 procent geboren in de Georgische hoofdstad, een metropool van meer dan een miljoen inwoners.

Veel van hen wonen inmiddels elders in Europa, en hebben daar ook – of in elk geval gedeeltelijk – hun opleiding genoten. Waarmee direct de vraag reist in hoeverre er eigenlijk zoiets als ‘Georgische kunst’ bestaat, en wat dat Georgische dan precies is.

Wandelend door de enorme zaal op de eerste verdieping van het Cobra Museum, valt op dat juist de kunstenaars die zijn opgeleid in Tbilisi nog het minst doen met de thematiek van de Georgische diaspora en de moeilijke geografische en politieke situatie van hun geboorteland. Mogelijk uit vrees voor censuur door de overheid. In plaats daarvan engageren zij zich liever met uitgekauwde universele thema’s. Zo zinspeelt Irina Kurmaeva (1977) met warmkleurige foto’s van etende en drinkende vrouwen op de gulzigheid en decadentie van de westerse maatschappij. En reflecteert Luka Lasareishvili (1957) met een grote penis van latex met strop om de eikel op de menselijke fascinatie voor dood, geweld en seks. Als toeschouwer mag je zelf het vonnis voltrekken door een ruk te geven aan de strop, waarna de piemel een erectie krijgt. Natuurlijk levert dat de voorziene giechelreacties op, vooral bij het vrouwelijke publiek. Maar in artistiek opzicht blijft het nogal pover. Bij kunst die zich zo gemakkelijk in de kaart laat kijken, heb je aan een vluchtige blik genoeg.

Interessanter, want gelaagder is de verstilde video Change (2005) van Koka Ramishvili (1956). Ramishvili koppelde op ingenieuze wijze documentairebeelden van de bezetting van het parlement door aanhangers van Mikheil Saakashvili aan een filmfragment uit de video Die Sehnsucht der Veronika Voss (1982) van Rainer Werner Fassbinder. Hij legt zo een verbinding tussen twee periodes uit de recente Europese geschiedenis. Een paar meter verderop zijn het vooral de prachtige kleurenfoto’s van conceptueel fotograaf Guram Tsibakhashvili (1960) die indruk maken. Tsibakhashvili fotografeerde jonge vrouwen die met hun voeten vast zitten in de Georgische grond. De kunstenaar verwijst zo niet alleen naar hun afkomst, het werk is ook een metafoor voor de beperkte bewegingsvrijheid van het Georgische individu, en de ingeklemde positie van het land.

Wat alle kunst uiteindelijk verbindt, en dus als iets typisch Georgisch kan worden beschouwd, is een zekere mate van zwaarmoedigheid. Niet die van de romantische ziel, maar eerder die van iemand die nergens meer in gelooft. Het lijkt alsof de Georgische kunstenaar door de voortdurende oorlogsdreiging en politieke strijd zijn onschuld definitief heeft verloren. Die geschiedenis voel je ook drukken bij de spuugperformance van Group Lott, en in de donkere, strakke jurkontwerpen van designer Nino Chubinishvili. De algehele toon: de mens is wreed, het systeem verderfelijk en de situatie uitzichtloos.

Born In Georgia, het is bepaald geen pretje.

Bovenstaande recensie verscheen – in ietwat gewijzigde vorm – eerder in De Volkskrant.
www.volkskrant.nl

Comments are closed.

Print Friendly, PDF & Email